Spring naar de inhoud

Vachten

Deze vacht is kort, stug en recht. Honden met een gladhaarvacht hebben korte dekharen en weinig tot geen ondervacht. Tijdens de ruiperiode kunnen er soms kale plekken ontstaan.

Voorbeelden: Boxer, Mopshondje, …

Deze vacht heeft een wollige ondervacht en een harde bovenvacht. Het dekhaar kan recht, golvend of warrig zijn, maar nooit gekruld.
Ruwharige honden worden geplukt, nooit geschoren.
Wanneer de bovenvacht droog en stug aanvoelt en van de huid loskomt, is de vacht “plukrijp”. Dan is het tijd voor een bezoek aan het trimsalon.

Afhankelijk van het ras en de groei van de vacht wordt er geplukt om de 13 tot 26 weken. Daarom is het aangeraden om je pup rond 13 weken voor een eerste plukbeurt te laten wennen. Zo ontwikkelt de vacht zich mooi.

Voorbeelden: Schnauzer, Ruwharige Teckel, Westie, Schotse Terriër

Deze vacht bestaat uit een korte, wollige ondervacht en een fijnere, wat langere dekvacht. Vaak hebben deze honden pluizen of “behang” op oren, borst, poten en tussen de tenen.

Bij de verzorging wordt er geplukt of geëffileerd in een natuurlijk model, rekening houdend met de rasstandaard. Bij gecastreerde honden verandert de vachtstructuur vaak en gaat deze makkelijker klitten of pluizen. Soms moet er dan overgeschakeld worden naar scheren of effileren.

Voorbeelden: Engelse Cocker, Golden Retriever, Cavalier, …

In tegenstelling tot andere vachten heeft een krulvacht amper dekharen, maar des te meer wolharen. Deze honden verharen weinig zichtbaar, maar de losse haren blijven vastzitten in de vacht en moeten er regelmatig uitgeborsteld worden.

In het trimsalon worden deze honden doorgaans geknipt en/of geschoren.

Voorbeelden: Poedel, Bichon Frisé, Kerry Blue Terriër, …

Deze honden hebben van nature een zachte, zijdeachtige vacht zonder onderwol. Tegenwoordig worden ze echter vaak gefokt met een dubbele vacht, wat meer verzorging vraagt.

  • Zijdevacht: Wordt vooral gekamd en gewassen. Enkel de voetjes en buik worden licht bijgewerkt.
  • Langharige vacht: Heeft lange dekharen én onderwol. De onderwol ruipt seizoensgebonden, de dekharen voortdurend maar traag (soms tot anderhalf jaar voor volledige vervanging).

Langharige honden kunnen naar wens worden ingekort. Vaak wordt gekozen voor een “puppylook” door te scheren op 9 of 12 mm. Regelmatig onderhoud (max. om de 12 weken) is aangeraden om klitten te voorkomen.

Voorbeelden: Bobtail, Maltezer, Shih Tzu, Yorkshire Terriër, …

Bij vilthaar zijn de dekharen en onderwol even lang. Door de overvloed aan wolharen ontstaan snel klitten, die zich vormen tot koorden of platen. De afgestoten haren blijven vastzitten in de vacht, die daardoor zwaar en compact wordt.

Voorbeelden: Komondor, Puli, …

Lijkt op gladhaar, maar dan iets langer en met meer ondervacht. De haren liggen minder strak tegen de huid.

Deze vacht lijkt op een halflange vacht, maar heeft een dikkere, langere onderwol die soms even lang is als de bovenvacht.

Deze honden komen meestal 2 keer per jaar naar het trimsalon tijdens de rui om ontwolt te worden. De voetjes worden dan ook netjes bijgewerkt met de effileerschaar.

Voorbeelden: Newfoundlander, Berner Sennen, Schotse Collie, …